- Spel is vluchtig en chaotisch
- Geen diepgang in het spel
- Korte spelduur
- Moeite greep op spel te houden
- Moeite met samenspel
- Moeite met regelspel
1. Het kind heeft geen innerlijk werkplan. Hij reageert impulsief, en laat zich meeslepen door wat hij tegenkomt. Hij schiet van het ene speelgoed naar het andere (behoefte aan veel). Het kind heeft behoefte om rond te lopen,hyperactief, blijft niet lang bij een spel stilstaan. Er is weinig samenhang tussen de gebeurtenissen. Toevalligheden, bijv. een pop die omvalt bepalen het spelverloop.
2. Het kind is snel afgeleid, en heeft weinig concentratie. Hij heeft grootste plannen, is hyperactief, heeft behoefte aan grootste dingen maar kan moeilijk inhoud geven aan het spel. Er komen geen belevingen, hij kan zich er niet emotioneel aan binden. Daarvoor is concentratie nodig, kennis van gevoelens en veiligheid om die te uiten in het spel.
3. Het kind kan zich maar kort richten op spel. Hij is
snel afgeleid
door allerlei prikkels. Wanneer er meer inlevingsvermogen wordt gevraagd haken ze af.
4. Als het kind tot illusief spel komt ontremt hij snel. Hij laat zich meeslepen door de gebeurtenissen die hij zelf oproept en die vaak spannend, chaotisch en dreigend zijn. Er komen allerlei magische, irreële gebeurtenissen voor: vrienden worden boeven, auto’s werpen bommen. Door hyperactief te zijn heeft hij geen tijd gehad om zich in te leven in het spel. Het kind is cognitief achter omdat hij stukken heeft gemist door aandachttekort. Door zijnimpulsiviteit laat hij zich meeslepen door gebeurtenissen. Zijn hyperactiviteitzorgt ervoor dat hij klein materiaal moeilijk kan beheren, motorisch onhandig. Het kind praat veel en is druk tijdens het spel.
5. Het kind kan zich moeilijk inleven in andere kinderen. Door zijn impulsiviteitkan hij moeilijk op zijn beurt wachten. Hij dringt zich op bij andere kinderen. Bij verwaarloosde kinderen, kan er claimgedrag zijn naar anderen of het kind wil de hele tijd bij de leiding blijven. Hij kan zijn behoefte niet uitstellen, niet op zijn beurt wachten. Vaak hebben ze moeite met verliezen, willen winnen, spel beheersen om greep te houden op de situatie. Door zijn hyperactiviteit kan het kind niet rustig luisteren naar ideeën van anderen. Vaak heeft het kind moeite om toe te geven dat hij het niet goed kan, gaat dan de clown uit hangen, of juist het spel verstoren omdat hij het toch nooit goed kan doen.
6. Het kind is cognitief vaak wat achter, en snapt de spelregels vaak niet. Hij speelt liever met jongere kinderen. Bij verwaarloosde kinderen ging de energie vaak op aan “overleven”, en was er geen energie om de spelregels goed te leren. De concentratie is zwak, moeite met organiseren en plannen. Door zijn hyperactiviteit is er geen rust om de regels te leren, of ze kunnen ze niet onthouden. Hij overziet het spelverloop niet, breken het spel af. Het kind is snel ontmoedigd en faalangstig. Het is niet gauw trots op zichzelf, heeft vaak weinig complimentjes gehad. Vaak is er in spel sprake van destructief gedrag, hij maakt op het einde vaak alles kapot of dood. De onhandige motoriek zorgt ook vaak voor chaos, bijv. pion valt om.
Spelbegeleiding bij structuurarme kinderen
Bij structuurarme kinderen gaat het om het aanleren van regels en structuur. Het gaat niet zozeer aan het werk met de verwerking van belevingen, maar het aanbrengen van belevingen via structuur, duidelijkheid en grenzen.
1. Denk aan een prikkelarme omgeving
Zet spullen klaar, maar niet te veel. Zorg voor dichte kasten. Ga samen het materiaal bekijken en dan kiezen.
2. Maak duidelijke afspraken maken, en stel grenzen.
Geef duidelijk aan wat wel en niet kan. Dat geeft het kind vastigheid en veiligheid. De tijd kan ook gestructureerd worden, dmv een grote klok
3. Geef het spel structuur en diepgang, dmv verwoorden en structureren
Probeer samen tot een spelplan te komen, bedenk een eenvoudig thema en kijk wat voor materiaal erbij hoort. Dit kortdurende spel begeleiden met woorden, om het plan vast te houden. Woorden helpen om greep te krijgen op datgene wat je overspoelt. Sta stil bij wat het kind doet (ik zie nu dat je met de auto gaat rijden), en pak terug naar waar het mee bezig was (het vliegtuig is ook mooi, maar dat doen we een andere keer).
4. Biedt materiaal aan wat niet frustreert
Structuurarme kinderen zijn bijna allemaal geneigd materiaal te grijpen wat voor hen te moeilijk is. Ze schatten hun capaciteiten te hoog in en overzien niet wat er allemaal nodig is om bijv een auto te maken van technisch lego. Het is vaak ook te kwetsend voor hun zelfbeeld om toe te geven dat ze dat niet kunnen en hun leeftijdsgenoten wel. Door ze materiaal te geven of een opdracht aan te bieden op hun eigen niveau zorg je voor een positieve opbouw van hun zelfbeeld.
5. Houdt symbolisch spel dicht bij de werkelijkheid.
Als het kind doorslaat in zijn fantasie, haal hem terug naar de werkelijkheid en het spelplan wat jullie samen hebben op gesteld. De rollen moeten ook zo eenvoudig mogelijk gehouden worden, zodat het kind kan leren hoe en wat een moeder doet en evt. voelt of hoe het nou precies met de trein gaat. Dus speel alles vanaf het begin: van huis weggaan, geld meenemen, met de bus gaan, kaartje kopen, in de trein zitten, conducteur en aankomen. Laat geen irreële dingen gebeuren. We spelen het zoals het echt zou kunnen gaan.
6. Voorkom zinloze destructie.
“ Nee joh, hier heb je lekker mee gespeeld, aan gewerkt dat gaan we niet stuk maken”. Als een kind behoefte heeft om dingen stuk te maken, geef dan spelmateriaal wat ook echt stuk mag. Het kind kan dan zonder schuldgevoel en kans op straf, een stukje boosheid afreageren.
Bron: Spelbegeleiding HBO Pedagogiek Susan Knipping